Hoe zou ik vrezen wat bestemming is?
Het bodemloze diep in mij roept mij tot zich.
De bodemloze zee in mij vult weldra mijn druppel uit.
De stroom vloeit in de oceaan en is volkomen.
De straal klimt in de zon en is de zon.
Hoe zou ik vrezen wat ik eeuwig ben?
Twee spiegels en maar één weerspiegeling.
Twee blikken en maar één gelaat.
Mijn woorden de weerkaatsing van mijn zijn.
Het wereldruim de dichtheid van mijn pit.
Hoe zou ik vrezen waar geen vrees bestaat?
De sterren bestendigend het licht, bestendigend de oogst.
Ik ben het licht.
Ik ben de eeuwige oogst.
Laat dan de korrel gaan.
Hoe zou ik vrezen waar geen dood bestaat?