ALGEMEEN CONTACT
(weekdagen tussen 9.15 uur en 12 uur)
St.-Jozefsstraat 3
8301 Knokke-Heist
050 51 17 98
secretariaat@tiberias.be
PASTOOR
Pastoor Philippe van den Driessche
philippe.vdd@skynet.be
0477 87 03 24
Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken
Ken jij iemand zonder computer die toch graag verbonden zou blijven, druk dan een of meer van de PDF bestanden af en stop deze in zijn of haar brievenbus.
* Om te beginnen – muzikale inleiding – piano
* Een woord bij de vijfde paaszondag
Beste Paasmensen,
Ik breng jullie enkele mijmeringen bij de vijfde Paaszondag. In deze uitzending wil ik heel speciaal ook onze vormelingen en hun ouders mede aanspreken. Als we de Bijbellezingen van deze zondag goed lezen, dan voelen we dat de spanning stijgt. Het Jezusverhaal is geen verhaal meer voor doetjes. Het is een verhaal die ons au-sérieux neemt en die zelf ook ernstig dient genomen te worden.
We willen niet blijven steken bij ons kinderlijk geloof over een zeemzoete Jezus. Het gaat hier over een mens van vlees en bloed, in zijn volle bloei van zijn leven, die een boodschap wil uitdragen van verbondenheid en levenskracht.
Het thema over de wijngaard is een universeel thema, door Jezus graag gebruikt, ook door de profeet Micha in het oude testament maar ook door de 22-jarige zwarte dichteres Amanda Gorman in haar indrukwekkende boodschap tijdens de eedaflegging van de Amerikaanse president Jo Biden. Daar zegt zij: ‘De Bijbel vraagt om ons voor te stellen dat ieder onder zijn eigen wijnrank en vijgenboom zit en niemand hen bang zal maken.’
– onder zijn wijnrank zitten is het summum van veiligheid en weelde volgens de profeet Micha –
‘Als we onze tijd eer willen aandoen, dan ligt overwinning niet in het zwaard maar in alle bruggen die we bouwden. We leggen de wapens neer, zodat we onze armen kunnen openen voor elkaar.
We willen niemand schaden, we willen harmonie voor iedereen.
Dat we voor altijd verbonden zijn….’ Een sterk en ontroerend moment, een siddering die over de wereld rolt.
Dat brengt mij spontaan bij Jezus, een jonge man, vooraan in de dertig. Hij sprak eveneens een taal die de toenmalige wereld boeide. Als sterke catecheet gebruikt hij heel wat ‘Ik-ben-woorden’…
Ik ben het licht, ik ben de weg, ik ben de goede herder;… Vandaag zegt Jezus: Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Een sterkere en intiemere band kan je je niet indenken. Ik vind dit één van de sterkste uitdrukkingen die Jezus ooit heeft gebruikt. Dit leidt ons dan ook naar de kern van onze christelijke identiteit. Door ons doopsel zijn wij ten diepste verbonden met die Jezus Christus,
wij zijn ‘een Christen mens’ geworden, Christus leeft in ons. Dit zal tot uiting komen in onze levenshouding, in wie we zijn, in wat wij voor anderen betekenen, in hoe wij ons verhouden tot God, de Vader van Jezus.
Jezus, de Verrezene, is als een leven gevende wijnstok voor ieder van ons. En wijnstokken zijn sterk….ze gaan met hun wortels wel tien meter diep de grond in, om bij water te geraken. Zulk een stevige wijnstok is Jezus, stevig geworteld in de liefde van de Vader.
Wij weten dat Jezus een bijzondere vriendschap had met zijn Vader. In Joh. 8,29 zegt Jezus: ‘Hij die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen.’ Dit is één van de mooiste zinnetjes uit het evangelie! Die sterke Jezus, die de storm trotseerde, die de massa bespeelde, die de melaatse aanraakte, die sterke Jezus is gelijk het jong van de adelaar dat nog moet kunnen terugvallen op de vleugels van de moeder adelaar. En Hij is niet te groot om dat te bekennen. Daar kunnen wij nog een puntje aan zuigen. Wij die in onze overmoed denken dat we alles uit eigen kracht aankunnen. Uit eigen kracht is een mens twee keer niets. Ik herinner mij een zeer mooie tekst uit de vormselcatechese:
‘Nooit ben ik alleen!
Heel dikwijls was iemand goed voor mij,
er was iemand die me verzorgde toen ik klein was
en naast me stond
als ik ziek was en ijlde van de koorts.
Er was iemand lief voor mij toen ik groot werd,
wist wanneer ik jarig was,
me verraste op een doodgewone dag
met een kleine attentie,
een groet, een glimlach, een vriendelijk woord.
Er was iemand die naar me luisterde
als ik in de put zat,
die bij me bleef als de anderen me lieten staan,
die me aanmoedigde.
Er was iemand blij omdat ik blij was.
Er was iemand die onmerkbaar maar zeker
zijn hand legde op mijn leven
en veilig mijn stappen leidde
op de weg van zijn liefde….’
Wij hebben alles, maar dan ook alles te danken aan anderen. Aan dat veilig nest dat het gezin is, aan die velen die ons uit dat nest duwen en ons leren vliegen. Onze groeikracht komt niet uit onszelf, die komt van anderen. Dat wil Jezus ons duidelijk maken in die parabel van de wijngaard. Net zoals die jonge ranken zegt hij, zit gij vol leven en vol belofte. Morgen komen daar de druiventrossen aan. Maar uw verborgen groeikracht komt van die knoestige oude stam, de wijnstok. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Gij kunt maar vrucht dragen, gij kunt maar mens worden, gij kunt maar vliegen als ge met mij verbonden blijft. Er zijn mensen die de band met Jezus willen doorknippen, die dat maar niks vinden. Dat geloof in Hem zien zij als een beperking van hun vrijheid. Laat u die groeikracht nooit afnemen.
Denk aan het gras. Het simpele gras heeft een onvoorstelbare groeikracht, soms door het asfalt heen boort het zich een weg naar het licht. Wij zijn die kleine grassprietjes, in een wereld die Jezus verdacht maakt en zijn boodschap verstikt, leven wij uit zijn groeikracht.
Amanda Gorman eindigt haar gedicht met deze woorden… ‘Want er is altijd licht, als we maar dapper genoeg zijn om het te zien,
als we maar dapper genoeg zijn om het te zijn.’ Met Jezus kunnen we nu zeggen: ‘Hij die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen.’
* Muzikaal intermezzo – piano
* Voorbede met gezongen acclamatie
Bidden wij tot onze verrezen Heer. Hij is de wijnstok, wij de ranken.
Laten wij bidden om vrede in de wereld: dat de leiders van de volkeren luisteren naar wat God hen zegt in hun hart en dat wij, elk op onze plaats, vrede stichten onder de mensen. Laten we bidden.
Roep onze namen, dat wij U horen, dat wij weer ademen, dat wij U leven
Laten wij bidden voor onze vormelingen. Dat we zo met deze kinderen samen leven dat ze aandachtig worden voor God. Laten we bidden.
Roep onze namen, dat wij U horen, dat wij weer ademen, dat wij U leven
Bidden wij voor elkaar: dat wij als christenen onze weg vinden naar nieuwe vormen van kerkgemeenschap, dat wij ons dienstbaar maken voor onze medemensen, dat wij, verbonden met onze verrezen Heer, rijke vruchten dragen. Laten we bidden.
Roep onze namen, dat wij U horen, dat wij weer ademen, dat wij U leven
Slotgebed:
God van eenheid
uit eigen kracht en kunnen
is ons menszijn niet volledig.
Bezield door Jezus wordt ons leven blijvend vruchtbaar.
Wij bidden U:
geef dat wij in samenwerking met uw Zoon
de wijngaard van ons leven doen gedijen.
Dit vragen we U
nu en altijd.
* Een lied om te eindigen – U kennen, uit en tot U leven ZJ 728
t.: A. den Besten / m.: G. Neumark Strofe 1-5-7
* Zending en zegen
Mag ik jullie uitnodigen om rijpe vruchten voort te brengen van liefde en hartelijkheid door daden van goedheid. Zo’n leven wil God graag zegenen: in de naam van + de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen. Nog een mooie zondag toegewenst aan u allen.
DANK VOOR HET GOEDE LEVEN
Lieve God,
Dank U om van mij en van mijn dierbaren te houden.
Wil ons alstublieft beschermen tegen ziekten en verlies.
Ik zal blijven bidden tot U.
Dank U voor het goede leven waarin U mij voorzien hebt tot op vandaag.
(gekend bij de redactie)
TERUGBLIK 4: GELOOF EN GELOVEN IS TWEE
Het geloof is een zelfstandig naamwoord en verwijst bij een eerste zicht op het (stomweg) stellen van geloofsdaden, zoals naar de mis gaan, de sacramenten ontvangen en gebeden opzeggen.
Geloven is een werkwoord om van die praktijken werk te maken en ze een ziel te geven, om die met hart en ziel te beleven…
Ik kijk, in eenheid met de oude generatie naar de tijd van vroeger, met de vraag: Hoe is dat geloof tot ons gekomen? Hoe is die geloofsoverdracht gebeurt? Het geloof is ons met de paplepel meegegeven en we zijn er van jongs af mee opgegroeid. Mijn moeder, en er waren er nog, vroeg mij: waar is uw neusje? en waar is Jesuke? En ik kneep in mijn neus en wees naar het kruisbeeld aan de schouw. Er werd thuis gebeden en elke zondag gingen we mee naar de kerk. Er werden geen vragen gesteld. We deden na en gingen mee. Zo de ouden zongen, zo piepen de jongen.
Guido Gezelle heeft dat geloof van vroeger in 1896 mooi verwoord:
’t Eerste dat mij moeder vragen
leerde, in lang vervlogen dagen
… ’t was te gader
bei mijn handjes doende: ‘Vader,
geef ons ’n kruiske, als ’t u belieft!’…
‘k Heb dat kruiske toen gekregen
menig keer en werd geslagen
op mijn kake, zachte en zoet…
maar dat kruiske, ’t is geschreven
diep in mijn kop gebleven.
Nu volgt de indringende vraag: Waarom lukt het niet langer om dat eeuwenoude en diep ingewortelde geloof door te geven? Wat vroeger vanzelfsprekend was en als algemene regel gold, gaat nu niet meer op. Feit is dat het christelijk geloof in West-Europa niet meer aanslaat. De kinderen en kleinkinderen slaan dat traditionele geloof klakkeloos over. Dat meedoen en meelopen doen ze niet langer. Zij weigeren resoluut en sommigen verwerpen zelfs dat geloof. Zij hebben die oude Sinterklaasgod, als geven van alle goeds, niet eens meer nodig. Zij zijn terdege onderricht en opgeleid, ze zijn jong en gezond, zijn gesetteld en genieten alle welzijn… Ze redden het zonder god (voorlopig toch) maar noemen zich wel nog gelovig. Velen (het gaat wel in een dalende lijn) laten hun kinderen nog dopen; zij doen hun eerste communie en worden meestal gevormd. Die vieringen ontroeren wel, maar krijgen geen vervolg. Het is heel jammer dat het geloven wegdeemstert. Zij komen na zes of zeven jaren even terug voor het volgende sacrament. Dit sacrament krijgt geen verhaal en is de aanloop naar een heus familiefeest en dat mag; maar de kerkelijke viering mist zijn gelovige diepgang.
Deze grootouders zijn niet de enigen die niet in staat waren de eigen geloofsovertuiging door te geven. Ook de priesters ging het niet voor de wind. De oudsten hebben de laatste jaren van het rijke Roomse leven nog gekend en zij waren daarbij niet de “pastoors van de bloeiende wijngaard” (Ernest Claes). Zij hebben alles getest en uitgeprobeerd, maar het geloven sloeg niet meer aan. De geloofspraktijken kalfden verder af en de kerken liepen leeg. De massakerk van weleer blijft zitten met een kleine rest. Ook het onderwijs met de opvoeding in de christelijke scholen hebben die terugval van het geloof niet kunnen tegenhouden. Heel wat bonden en verenigingen, die van huize uit katholiek gelovig waren, hebben de K van katholiek) of de C van christelijk uit de namen gewist.
De kapitale vraag: hoe kon die teloorgang van het christelijke geloven gebeuren? Zelfs het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), juist bedoeld om het geloven nieuw leven in te blazen, heeft het getij (nog) niet kunnen keren. Er zijn wellicht meerdere redenen om dit te verklaren, zoals de Kerk zelf, die niet mee is met haar tijd. Maar zonder enige twijfel is de tijdsgeest de grote kwelduivel, die het geloven moeilijk maakt.
Friederich Nietzsche laat Zarathoestra deze quote zeggen “God is dood, God blijft dood en we hebben hem vermoord.” De secularisatie heeft God uit onze samenleving gebannen. Saeculum betekent in het Latijn een lange periode, een tijdperk, in een tweede betekenis de tijdsgeest en uiteindelijk gewoon de wereld. God is wereldvreemd en in de huidige samenleving onzichtbaar. Het is helemaal in tegenstelling met vraag 28 van de oude catechismus: “Waar is God? God is overal, in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen.” In die vroegere tijd was God almachtig en alomtegenwoordig; Hij was de gever van alle goeds, leven en dood, gezondheid en ziekte, dag en nacht en ga maar door. Hij was de alfa en omega, begin en einde; alles kwam uit zijn handen.
De huidige generaties hebben Kerk en geloof geleidelijk achterwege gelaten. Geloven speelt niet langer of nauwelijks nog een rol in hun leven. De meesten zijn niet gekant tegen het geloof, maar ze zijn er ook niet voor. Dat wil ook zeggen dat wie op vandaag nog gelovig wil leven, zal moeten kiezen en die keuze is niet vanzelfsprekend. Het wordt een hele opgave en het vraagt moed om in deze tijd het geloof te belijden, te beleven en er zonder schaamte voor uit te komen.
De mens heeft veel geleerd en de wetenschap kan veel verklaren en wij staan nu ook heel zelfbewust met beide voeten op de grond. Die transcendente (onzichtbare) God is niet zintuiglijk aanwijsbaar en ook niet bewijsbaar voor het verstand. Geloven is niet meer vanzelfsprekend. De enige zichtbaarheid die we kunnen geven aan die onverklaarbare God is zijn ééngeboren Zoon, voor ons gebroken in de dood. Hij schenkt zich weg onder de gedaante van Brood en Wijn. Het vraagt in alle eenvoud een diep geloof om dat te bekennen.
Het wordt op vandaag een gelovige zoektocht. Wij mogen vragen stellen en onzeker worden en moeten aan het mysterie van die levende God ruimte geven. Twijfelen en aarzelen, maar blijven zoeken in plaats van alleen te willen vinden. Geloven in plaats van te willen begrijpen hoe God ons nabij komt in het mysterie van zijn Zoon, de Gezalfde.
Geloof is een gave en geloven een werkwoord.
(Arnold, pr.)
WIJWATERVAT
Wijwater… door priesters gezegend
Zuivert het hart
Verdrijft de lauwheid
Wist de dagelijkse zonde
Vermeerdert de genade
Verjaagt de vijand
Verdrijft spookbeelden
(RDV – gekend bij redactie)